SluitenHelpPrint
Switch to English
Cursus: USG2060
USG2060
Staats- en bestuursrecht
Cursus informatie
CursuscodeUSG2060
Studiepunten (EC)7,5
Cursusdoelen

De student:
  • heeft kennis en begrip van de voor besturen en organiseren relevante basis van het staats- en bestuursrecht, in het bijzonder van juridische basisbegrippen, de structuur en de grondslagen van de Nederlandse democratische rechtsstaat inclusief de invloeden die zij ondervindt vanuit het Europese en internationale recht en de toepassing van het algemeen Nederlands bestuursrecht;
  • heeft inzicht in hoe het staats- en bestuursrecht zich verhoudt tot andere onderdelen van de bestuurs- en organisatiewetenschap en de specificiteit van een juridische blik op het besturen en organiseren van publieke vraagstukken;
  • kan inzichten uit het staats- en bestuursrecht toepassen in eenvoudige praktijksituaties;
  • kan kritisch nadenken over de (juridische) legitimiteit van bestuurlijk handelen;
  • heeft leren omgaan met het begrijpen van andere analyse en redeneerregels, zoals die bij het recht horen.
Inhoud

We starten de cursus met een korte algemene inleiding in het recht, zien het verschil tussen publiekrecht en privaatrecht en de onderverdeling naar strafrecht, burgerlijk recht en staats- en bestuursrecht. Vervolgens bespreken we kort de rechtsbronnen als de wet, jurisprudentie en ongeschreven recht.

Het staatsrecht (eerste deel van de cursus) regelt de organisatie van de overheid, het instellen van ambten binnen de overheid en het toekennen van bevoegdheden aan die ambten. De vraag die hierbij centraal staat is hoe de Nederlandse democratische rechtsstaat is opgebouwd. Daarnaast wordt een kader verkend van waaruit op deze opbouw (kritisch) gereflecteerd kan worden. Tot slot bespreken we de steeds belangrijker wordende Europese en internationale dimensie.

Het bestuursrecht (tweede deel van de cursus) regelt het rechtsverkeer tussen de overheid en burgers en organisaties en de juridische normering daarvan. De rol van het bestuursrecht wordt bekeken vanuit het perspectief van:
  • de beleidsmaker (hoe kan ik het recht gebruiken als beleidsinstrument, en wanneer kom ik met het recht in aanraking wanneer ik van beleidsinstrumenten gebruikmaak?);
  • de beleidsuitvoerder (aan welke eisen moet een besluit voldoen?);
  • en de beleidsontvanger, (hoe maak ik het beste gebruik van juridische middelen in relatie tot de overheid en wat kan ik ondernemen tegen een besluit waarmee ik het niet eens ben?)
 
In deze cursus leer je het perspectief van een jurist kennen, en de manier van redeneren en analyseren die daarbij hoort. Dat is op sommige punten een wezenlijke andere manier van denken dan je tot nu toe in de opleiding bent tegengekomen. Hoewel je in één cursus als vanzelfsprekend geen jurist wordt, is het in de bestuurs- en organisatiewetenschap erg belangrijk om eigenschappen van dit perspectief te begrijpen. Het is immers een belangrijk perspectief in veel organisaties en in het openbaar bestuur. In de toetsing en het onderwijs staat zowel het opdoen van inzicht in het staats- en bestuursrecht, als het toepassen van die kennis op juridische casus centraal. Zowel het staatsrecht- als het bestuursrechttentamen bevatten casus, en het bestuursrechttentamen bestaat zelfs volledig uit casusvragen.
SluitenHelpPrint
Switch to English