SluitenHelpPrint
Switch to English
Cursus: RGBUSBR005
RGBUSBR005
Constitutioneel recht
Cursus informatie
CursuscodeRGBUSBR005
Studiepunten (EC)7,5
Cursusdoelen
1. Kennis, begrip en inzicht
Na afloop van de cursus:
  • heeft de student kennis van en inzicht in een aantal kernleerstukken van het constitutionele recht, zoals:
  • historische ontwikkeling van de Nederlandse staat
  • staatsleer
  • verhouding wetgevende/controlerende en uitvoerende macht
  • de wijze waarop bestaande constitutionele arrangementen worden aangepast resp. aangevuld naar aanleiding van verdergaande Europese integratie
  • de doorwerking van internationaal en Europees recht
  • rechterlijke toetsing en rechtsvorming
  • algemene leerstukken van grondrechten
  • enkele specifieke grondrechten
 
2. Contextuele inbedding
Na afloop van de cursus:
  • is de student in staat om staatsrechtelijke leerstukken te koppelen aan de (politieke en bestuurlijke) praktijk en actualiteit;
  • heeft de student inzicht in de werking van bepaalde juridische (staats- en bestuursrechtelijke) arrangementen in de praktijk en het verschil tussen recht en praktijk in dat kader;
  • is de student in staat om (de wenselijkheid van) bepaalde staats- en bestuursrechtelijke arrangementen tegen de achtergrond van hun politiek-filosofische context te plaatsen.
3. Algemene academische en juridische vaardigheden
Na afloop van de cursus:
  • is de student in staat om de verschillende thema’s met elkaar in verband te brengen, in het bijzonder de positie van de rechter ten aanzien van grondrechtentoetsing en de doorwerking van internationaal-  en EU-recht. Ook de verhoudingen tussen overheidsorganen op nationaal en decentraal niveau moeten door studenten in verband worden gebracht met de algemene leerstukken die aan het begin van de cursus worden behandeld.
  • heeft de student geoefend met de toepassing van verschillende soorten (soms conflicterende) regelgeving, met het toepassen van rechtsregels uit nationale en internationale jurisprudentie en met het selecteren van relevante gegevens uit een minder gestructureerde en complexe casus.
  • kan de student meer diepgang aan de dag leggen bij het formuleren van argumentatie ten aanzien van casus en/of stellingen die niet één eenduidige oplossing kennen.
  • kan de student zich schriftelijk helder uitdrukken.
(allen niveau 2)
 
Inhoud
De cursus constitutioneel recht borduurt voort op het staatsrechtelijke deel van de cursus Inleiding Staats- en bestuursrecht. Hiertoe wordt een aantal leerstukken voorzien van verdieping, maar zal eveneens een groot aantal nieuwe leerstukken worden aangeboord.
De cursus vangt aan met reflectie op de historische en filosofische wortels van het Nederlandse staatsbestel. Hierbij wordt gekeken naar verschillende tijdvakken in de ontstaansgeschiedenis van West-Europese staten (en de Nederlandse staat in het bijzonder) en naar een aantal vooraanstaande denkers, wier opvattingen op deze geschiedenis van invloed zijn geweest.
Vervolgens biedt de cursus een verdieping van kennis die studenten reeds hebben opgedaan op het terrein van de verhoudingen tussen regering en Staten-Generaal (vooral op het gebied van wetgeving). Anders dan in Inleiding Staats- en bestuursrecht zal in dit kader nadrukkelijk aandacht worden geschonken aan rechtsarrangementen die het gevolg zijn van verdergaande integratie in de context van de EU. Daarbij valt te denken aan implementatie van richtlijnen, gele en oranje kaartprocedures en de procedure van het behandelvoorbehoud.
Onder de noemer ‘overheid in verscheidenheid’ zal worden gekeken naar andere uitvoerende en regelgevende entiteiten dan de hoofdorganen van de centrale overheid en naar de vraag hoe deze organen daarop niettemin controle kunnen uitoefenen. Gedacht moet worden aan grootscheepse decentralisatie van taken (bijvoorbeeld in het sociale domein), verzelfstandiging van overheidstaken (bijvoorbeeld via zbo’s, het OM of de politie) en privatisering daarvan (NS, Prorail, energiebedrijven etc.)
Vervolgens komt de doorwerking van materiële normen van internationaal recht en EU-recht aan bod. Aan de hand van een grondige analyse van de jurisprudentie ter zake zullen studenten in staat worden gesteld de gevolgen van deze doorwerking in de daarop volgende weken te herkennen en te incorporeren in hun juridisch denken. Tijdens die volgende weken staan namelijk de positie van de rechter (en diens rechtsvormende taak) en verschillende leerstukken van grondrechten centraal.
 
CONTEXT
Wetenschappelijke context
De (rechts)wetenschappelijke context van deze cursus is drieledig. De positiefrechtelijke kennis wordt voorafgegaan door (en daarmee ingebed in) de historische context en de rechtsfilosofische context zoals hierboven beschreven.
Daarnaast kan bovenstaande cursusinhoud niet voldoende worden begrepen zonder niet (op een basaal niveau) kennis te hebben van de internationale en Europese context waarin verschillende van de te behandelen rechtsarrangementen moeten worden geplaatst.
De historische en rechtsfilosofische context worden getoetst via de reguliere toetsmomenten van deze cursus. Dit geldt eveneens voor de wijze waarop het internationale en Europese recht doorwerken in de hier besproken leerstukken van het nationale staatsrecht, zij het dat de algemene context van het internationale en Europese recht deels ook bekend worden verondersteld uit eerdere cursussen.
 
Maatschappelijke context
De maatschappelijke context wordt inzichtelijk gemaakt via de casus die studenten worden aangeboden. Deze zullen – vrijwel zonder uitzondering – worden ontleend aan de politieke en rechterlijke actualiteit. Daarbij kan worden gedacht aan recente parlementaire debatten of actuele grondrechtenkwesties.
 
VAARDIGHEDEN
Tijdens deze cursus treden verschillende vaardigheden voor het voetlicht. Dit betreft vooral:
 
- Algemene academische analytische vaardigheden (niveau 2)
De cursus is zodanig opgebouwd dat studenten in staat worden gesteld de verschillende thema’s met elkaar in verband te brengen. Zo moet de positie van de rechter ten aanzien van grondrechtentoetsing in nauw verband worden gezien met de doorwerking van internationaal recht (en meer en meer ook met EU-recht). Ook de verhoudingen tussen overheidsorganen op nationaal en decentraal niveau moeten door studenten in verband worden gebracht met de algemene leerstukken die aan het begin van de cursus worden behandeld.
 
- Juridisch-analytische vaardigheden (niveau 2)
De aangedragen casus zijn complexer dan het geval was bij vergelijkbare casus in het eerste jaar. Hierdoor worden zij in staat gesteld te oefenen met de toepassing van verschillende soorten (soms conflicterende) regelgeving, met het toepassen van rechtsregels uit nationale en internationale jurisprudentie en met het selecteren van relevante gegevens uit een minder gestructureerde en complexe casus.
 
- Argumentatievaardigheden (niveau 2)
Ook van het argumentatieniveau van studenten wordt in deze cursus meer verwacht dan in het eerste jaar. Verwacht wordt dat studenten meer diepgang aan de dag leggen bij het formuleren van argumentatie ten aanzien van casus en/of stellingen die niet één eenduidige oplossing kennen.
 
- Communicatievaardigheden (niveau 2)
Deze argumentatie wordt getoetst middels hun schriftelijke vaardigheden blijkend uit de opzet van deeltoets A
 
- Reflectieve en professionele vaardigheden (niveau 2)
Omdat kennis uit eerdere cursussen bekend wordt verondersteld (Inleiding Staats- en Bestuursrecht, alsmede Grondslagen van Recht en Internationaal en Europees recht worden studenten eveneens geacht kennis uit verschillende cursussen aan elkaar te koppelen.
 
Plaats van deze cursus in het curriculum:
  • Verplichte cursus in het Toga-traject
  • Vrije juridische keuzecursus overige trajecten
Aanvullende eisen per cursus:
Eventuele aanvullende eisen van de cursus staan vermeld in de Leidraad van de betreffende cursus.
 
SluitenHelpPrint
Switch to English