SluitenHelpPrint
Switch to English
Cursus: GEO3-4312
GEO3-4312
Environmental Change Through Time
Cursus informatie
CursuscodeGEO3-4312
Studiepunten (EC)7,5
Cursusdoelen
Aan het einde van de cursus kun je:
  • Mondiale milieu- en klimaatprocessen (zonneinstraling, circulatie, vegetatie, CO2, nutrienten, menselijke invloed), en hun invloed op terrestrische flora en fauna in het heden begrijpen en in het verleden reconstrueren,.
  • Morfologische kenmerken van palaeoecologisch belangrijke fossielgroepen (pollen, sporen, macroscopische plantenfossielen, diatomeeën) herkennen en toepassen.
  • Met palaeoecologische methoden kenmerken van sedimentaire archieven bepalen en interpreteren.
  • Kwantitatieve palaeoecologische analyses (als pollen influx, stomata dichtheid analyses, transferfuncties) en milieureconstructies uitvoeren en interpreteren
Inhoud
In deze cursus worden de basisprincipes behandeld van onderzoek naar continentale ecosystemen (terrestrisch en aquatisch) zowel in het heden als in het verleden mbv biologische proxies. De nadruk ligt hierbij op de wisselwerking tussen de geosfeer/hydrosfeer – biosfeer – atmosfeer in samenhang met milieu- en klimaatveranderingen op verschillende temporele en ruimtelijke schalen. Paleoecologische methodes worden gebruikt om veranderingen in ecosystemen te reconstrueren op verschillende tijdschalen (10-1-107 jaar), waarbij gebruik gemaakt wordt van moderne analogen. Belangrijke aspecten zijn het onderscheid tussen natuurlijke en antropogene veranderingen in het Laat-Kwartair (de afgelopen 15.000 jaar) en de implicaties hiervan voor huidige en toekomstige milieuveranderingen.
 
Structuur:
Deze cursus is in drie modules onderverdeeld: 1) paleo-fysiologie van planten 2) vegetatie reconstructie mbv palynologie, en 3) paleolimnologie mbv diatomeeën analyse. In deze drie modules worden de verschillende biologische paleo-proxies geïntroduceerd en zullen de resultaten geïnterpreteerd worden met betrekking tot milieu- en klimaatveranderingen.
 
Per week worden 2 hoorcolleges (2x45 min per hc) gegeven, die een overzicht geven van de vegetatiegeschiedenis tijdens de geologische periodes. De practica bestaan uit intensieve microscooppractica, waarin geleerd wordt microfossielen (pollen en sporen, diatomeeën en blad stomata) te determineren en analyseren. Met behulp van computerpractica worden de resultaten geïnterpreteerd.
SluitenHelpPrint
Switch to English