SluitenHelpPrint
Switch to English
Cursus: GEO3-4207
GEO3-4207
Veldwerk 2 Laaglandgenese en Excursie
Cursus informatie
CursuscodeGEO3-4207
Studiepunten (EC)15
Cursusdoelen
Doel van de excursies en veldpractica, die onderdeel uitmaken van de veldcursus en plaatsvinden voor het veldwerk, is het leren waarnemen en interpreteren van fysisch geografische fenomenen in het veld en het verkrijgen van inzicht in de geologische en geomorfologische ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap en de huidige morfodynamische processen die het landschap vormen. Doel van het veldwerk is vervolgens het zelfstandig leren uitvoeren van een onderzoek met betrekking tot de ontwikkelingsgeschiedenis van laaglandgebieden met alle facetten daarvan, zoals het in de praktijk hanteren van karteringstechnieken en meetmethoden, het formuleren van een (toetsbare) probleemstelling, een reproduceerbare uitvoering en rapportage over eigen werk.

Aan het einde van het veldwerk moet de student in staat zijn (leerdoelen):
  • aan te geven hoe de ruimtelijke verbreiding is van de verschillende afzettingen en terreinvormen die gedurende het Pleistoceen en het Holoceen zijn ontstaan in het onderzochte gebied en in de ruimere omgeving;
  • aan te geven wat de karakteristieke kenmerken zijn van deze afzettingen en terreinvormen;
  • het voorkomen en ontstaan van deze afzettingen en terreinvormen (met inbegrip van de invloed van de mens op de landschapsontwikkeling) in hun onderlinge samenhang te verklaren in relatie tot relatieve zeespiegelbewegingen, tektonische bewegingen en veranderende paleoklimatologische en paleogeografische omstandigheden;
  • de ontwikkeling van het gebied in ruimte en tijd te beschrijven, te begrijpen en in een groter kader te plaatsen;
  • vergelijkingen te kunnen maken met de ontwikkeling van andere gebieden;
  • literatuur over het onderzochte gebied kritisch te beschouwen en te evalueren naar aanleiding van het verrichte onderzoek;
  • de inzichten m.b.t. het voorkomen en ontstaan van de vormen en afzettingen weer te geven in kaarten, profielen, grafieken en middels mondelinge en schriftelijke verslaggeving;
  • aan te geven op welke wijze niet opgeloste problemen nader kunnen worden onderzocht.

Vaardigheden die worden opgedaan bij deze cursus zijn:
  1.  Werken in een team – een deel van de cursusopdrachten wordt uitgevoerd in kleine groepen van 2-6 studenten, het eigen veldonderzoek wordt uitgevoerd in een groep van 3 studenten.
  2.  Schrijven – per veldwerkgroep (2-3 studenten) wordt een werkplan geschreven en een individueel verslag over het uitgevoerde veldonderzoek.
  3.  Problemen oplossen en initiatief nemen – het eigen veldonderzoek wordt door de studenten zelfstandig uitgevoerd. Indien studenten tegen praktische problemen aanlopen, dienen zij deze bij voorkeur zelf op te lossen. Met betrekking tot het onderzoek, worden de studenten steeds uitgedaagd om beschikbare en zelf verzamelde gegevens goed te combineren en zo tot goed onderbouwde interpretaties te komen m.b.t. de geologische/geomorfologische ontwikkeling van het veldwerkgebied en na te denken over hoe de onderzoeksvragen kunnen worden opgelost.
  4.  Verbale communicatie – studenten geven een korte presentatie over het werkplan en twee presentaties gedurende het veldwerk over de resultaten aan de hele groep studenten en docenten. Tijdens het veldwerk vindt er regelmatig overleg plaats tussen studenten en docenten. Aan het eind van de cursus vindt er een nabespreking plaats, waarin 2-3 studenten de resultaten inclusief onderbouwing aan de docent presenteren en de docent een wetenschappelijke discussie met hen voert.
  5.  Werkethiek – de tijd in het veld dient efficiënt gebruikt te worden. Studenten dienen een minimaal aantal uren in het veld te maken om gegevens te verzamelen. In de avonduren en de weekenden worden gegevens ingevoerd en uitgewerkt en worden de presentaties voorbereid. Werkstukken moeten tijdig worden ingeleverd.
  6.  Analytische en kwantitatieve vaardigheden – alle nieuw verzamelde en bestaande gegevens worden geanalyseerd en geïnterpreteerd. Tijdens een aantal practica worden kwantitatieve metingen verricht. Indien mogelijk worden ook kwantitatieve reconstructies gemaakt op basis van de verzamelde gegevens. Bij de bemonstering worden kwantitatieve inschattingen gemaakt van de textuur en het organisch stofgehalte etc.   
  7.  Flexibiliteit en aanpassingsvermogen – bij een veldwerk is het noodzakelijk dit zo goed mogelijk uit te voeren met optimaal resultaat onder de heersende omstandigheden. Dit vergt flexibiliteit en aanpassingsvermogen, zowel m.b.t. praktische zaken als ook inhoudelijk.
  8.  Technische vaardigheden – opzoeken en verwerken digitale data, digitaliseren boorgegevens, plotten boringen dwarsprofielen, maken van kaarten met GIS, uitvoeren boringen Edelmanboor in zand, klei en veen boven het freatisch grondwater en klei en veen onder het grondwaterniveau, Van der Staayboringen in zand onder de grondwaterspiegel, verrichten van stroomsnelheidsmetingen en metingen van de zoutconcentratie etc.
Inhoud
In deze cursus staan de geologische en geomorfologische ontwikkeling van laaglandgebieden in het Kwartair (met nadruk op de periode Pleniglaciaal tot heden) en de morfodynamische processen die het huidige landschap vormen en het paleo-landschap hebben gevormd centraal.
Het gaat hierbij om:
  • de ontwikkeling van laaglandgebieden in relatie tot de factoren klimaat (veranderingen, incl. zeespiegelfluctuaties) en substraat,
  • de landschappelijke dynamiek die daar het gevolg van is in relatie tot bodem, water(huishouding), vegetatie en invloed van de mens, 
  • de sedimentologische opbouw en eigenschappen van de ondergrond.
Het hele stroomgebied, van bron naar sedimentatiegebied (van de bergen naar de zee), wordt beschouwd, omdat veranderingen in het brongebied leiden tot veranderingen in het sedimentatiegebied. In het sedimentatiegebied ligt het accent op delta- en kustsystemen en alluvial fans.
 
Het veldwerkprogramma omvat:
  • een voorbereiding van circa 4 weken, met hoorcolleges, literatuurstudie, praktische oefeningen, en dagexcursies gegeven op de universiteit en in het veld,
  • een excursie van de Alpen (Italië) naar de Adriatische Zee (Italië) van circa 1 week,
  • een grotendeels zelfstandig te verrichten veldonderzoek in het stroomgebied van de Tagliamento en de Piave Rivier (Italië) of de Overijsselse Vecht in Nederland ca. van 3 weken,
  • een uitwerking van het veldonderzoek (2 weken), af te sluiten met het inleveren van werkstukken en een individueel en zelfstandig te schrijven (kort) verslag.
Voor het uitvoeren van het zelfstandig uit te voeren veldwerk kan ervoor worden gekozen dit in Nederland of in Italië uit te voeren. De opzet van beide veldwerken is gelijk.

NB: Inschrijven voor deze cursus kan uitsluitend gedurende de reguliere cursusinschrijfperiode en niet tijdens de na-inschrijfperiode.
SluitenHelpPrint
Switch to English