De student is in staat om met behulp van de verworven kennis van de geschiedenis, theorie en methodologie van de (sociale) geografie zelfstandig niet te moeilijk gestelde theoretische, historische en methodologische bijdragen op het terrein van de sociale geografie te lezen, te begrijpen en op hun waarde te schatten.
|
|
De cursus begint met een inleiding tot het vak wetenschapsgeschiedenis. Die inleiding vormt de context waarbinnen de ontwikkeling van de internationale en Nederlandse (sociale) geografie wordt onderzocht vanaf circa 1880 tot op heden. De belangrijkste stromingen en opvattingen worden besproken, alsmede hun theoretische concepties en praktische uitwerking. Deze stromingen en opvattingen worden bezien in hun onderlinge samenhang, in relatie tot de maatschappelijke context waarin ze voorkomen (voorkwamen), en in relatie tot de sociale- en omgevingswetenschappen.
|
|