SluitenHelpPrint
Switch to English
Cursus: 201400121
201400121
Inleiding Sociologie
Cursus informatie
Cursuscode201400121
Studiepunten (EC)3,75
Cursusdoelen
  • Kennis verkrijgen over de drie hoofdvragen van de Sociologie (ongelijkheid, cohesie en cultuur) en de deelvragen die daaronder vallen [P].
  • Zelfstandig wetenschappelijke vragen kunnen formuleren [P]
  • Kennis verkrijgen over de belangrijkste sociologische theorieën [T]
  • Zelfstandig hypothesen kunnen afleiden en in causale schema’s weergeven [T],
  • Kennis verkrijgen over de empirische ondersteuning van de belangrijkste sociologische theorieën [O]
  • Zelfstandig hypothesen kunnen relateren aan empirisch onderzoek [O]
De cursus vormt een Inleiding in de Sociologie als wetenschappelijke discipline. Waar je in blok 1 in de cursus Sociale Problemen een eerste begin hebt gemaakt met het analyseren van maatschappelijke problemen, zet je in deze cursus de volgende stap naar sociologie als wetenschap. Hierbij leer je in welke probleemstellingen sociologen geïnteresseerd zijn [P], welke theorieën zij ontwikkeld hebben [T] en in welke mate deze theorieën door empirisch onderzoek [O] bevestigd zijn. Inhoudelijk is de cursus gestructureerd rondom de drie belangrijkste thema’s of hoofdvragen van de sociologie (sociale ongelijkheid, sociale cohesie en cultuur). Per hoofdvraag zullen verschillende deelvragen worden behandeld. (1) Sociale ongelijkheid: wat is ongelijkheid? Hoe kunnen we de ongelijkheid vaststellen in een samenleving? We zullen ingaan op verschillende vormen van ongelijkheid. Hoe groot is de inkomensongelijkheid in landen, tussen mannen en vrouwen, allochtonen en autochtonen? Is de sociale ongelijkheid in Nederland en in de wereld aan het toenemen? En hoe kunnen we sociale ongelijkheid verklaren? (2) Sociale cohesie: wat is eigenlijk sociale cohesie? We bestuderen de verschillende deelvragen en verschijnselen die onder cohesie vallen, zoals criminaliteit en deviant gedrag, oorlogen en conflicten, maar ook sociale isolatie en populariteit, huwelijk en echtscheiding, segregatie en integratie. (3) Cultuur: hoe kunnen we cultuur definiëren? We kijken naar religie en secularisering als een belangrijk onderdeel van cultuur. Is er sprake van secularisering in Nederland? Welke rol speelt religie in andere landen? Daarnaast bespreken we het ontstaan van normen en waarden (waarom hebben mensen bepaalde normen?), sociale beïnvloeding en mode. 

Eindtermen
Deze cursus draagt bij aan het behalen van de volgende eindtermen:
 
Probleem/Theorie:  
1a        De belangrijkste maatschappelijke problemen in de hedendaagse Nederlandse samenleving in internationaal vergelijkend en historisch perspectief; alsmede het verschil met sociologische vragen.
1b        De hoofdproblemen/thema’s van de sociologie.
1c        Belangrijkste theoretische tradities in de sociologie en inhoud van belangrijke theorieën; kennis van gezaghebbende empirische bevindingen en besef van hun relevantie.
1d        Maatschappelijke problemen analyseren en deze ‘omzetten‘ in sociologische problemen; en deze deelproblemen ordenen onder overkoepelende sociologische problemen.
1e        Hypothesen afleiden uit bestaande sociologische theorieën die een antwoord bieden op de geformuleerde vragen of nieuwe theorieën bedenken die een antwoord kunnen bieden.
1f         Oordelen over de urgentie van maatschappelijk probleem; vaststellen of (o.a. in relatie met het maatschappelijk probleem) een sociologisch probleem goed is gesteld.
1g        Bepalen hoe sterk een voorgestelde oplossing/theorie in het licht van logische consistentie en/of empirische bevindingen.
 
Onderzoek:
2a        Overzicht belangrijkste onderzoeksdesigns en methoden van dataverzameling.
2b        Theorieën in passende onderzoeksopzet toetsen en adequate analysetechnieken kiezen en toepassen; conclusies trekken.
2c        Oordelen over sterkte van het verrichte empirisch onderzoek.
 
Academische vaardigheden:
4a        Beschikken over algemene professionele en academische vaardigheden met betrekking tot de Nederlandse en de Engelse taal
4b        Teksten lezen: begrip en interpretatie; hoofd- en bijzaken onderscheiden.
4d        Kunnen mondeling presenteren, discussiëren, helder formuleren en adequaat rapporteren;
4e        Hebben het vermogen zelfstandig te werken en zelfstandig hun werk te plannen.
4f        Kunnen actief deelnemen aan groepsdiscussies, constructief commentaar geven en in kleine groepen samen werken;
4g        Relevante informatie opzoeken en selecteren in de bibliotheek en op internet; ICT gebruiken.
 
Ethiek: 
5c        Kunnen reflecteren op ethische aspecten van sociologisch onderzoek en van hun handelen.
SluitenHelpPrint
Switch to English