SluitenHelpPrint
Switch to English
Cursus: 200600197
200600197
Popmuziek, popcultuur en media
Cursus informatie
Cursuscode200600197
Studiepunten (EC)7,5
Cursusdoelen
  • Het verkrijgen van inzicht in de geschiedenis van populaire muziek en jeugdcultuur.
  • Het verkrijgen van kennis van recente theorieën en empirische studies naar de functie, het gebruik en de effecten van (pop)muziek.
  • De opgedane kennis met betrekking tot een bepaald onderwerp binnen dat veld kunnen reproduceren en in een coherent betoog een bepaald vraagstuk vanuit verschillende theoretische en onderzoeksmatige invalshoeken kunnen belichten.
Inhoud
Op jongeren toegesneden media nemen in de adolescentie een steeds voornamere rol in en muziek, in het bijzonder popmuziek, is daar tot op de dag van vandaag (een van) de belangrijkste van. Jongeren luisteren naar muziek op de eerste plaats vanwege haar stemmingsverbeterende eigenschappen. Muziek speelt verder een rol in de vorming van vriendschappen en vriendenkringen. Popmuziek dient adolescenten als een medium dat kennis over de wereld vergroot. De popcultuur biedt modellen ter identificatie en draagt bij aan de vorming van de persoonlijke identiteit; bovendien markeert een gedeelde smaak de groepsidentiteit. In de adolescentie zijn media functioneel voor het aanleren van attitudes en vaardigheden die niet van ouder op kind kunnen worden overgedragen; als zodanig spelen zij dan ook een belangrijke rol in de ontwikkeling tot volwassene. Deze cursus richt zich in het bijzonder op de wijze waarop popmuziek in die zin belangrijk is.
Preferenties voor verschillende soorten popmuziek zijn ook in verband gebracht met adolescent probleemgedrag: suïcide, depressie, agressie, delinquentie en overmatig alcohol- en druggebruik. In deze cursus wordt uitgebreid ingegaan op de aard van de link tussen popmuzikale voorkeuren en verschillende soorten probleemgedrag.

Het vak is dan ook gecentreerd rond de volgende thema's:
  • Een overzicht van de muzikale en sociaal-culturele wortels van popmuziek,
  • Een overzicht van klassieke en recente sociaalwetenschappelijke theorievorming op het terrein van popmuziek, haar gebruik en functies,
  • De link tussen popmuziek, jeugdcultuur en probleemgedrag,
  • De politieke en sociaal culturele betekenis van muziek, jeugdcultuur en fandom.
Het terrein van popmuziek kent een grote diversiteit aan theorievorming en onderzoekstechnieken. De theorievorming en het onderzoek naar de productie, receptie en culturele betekenis van popmuziek en jeugdcultuur komen aan bod, met een nadruk op het empirische onderzoek dat de laatste twee decennia heeft plaatsgevonden.

Academische vaardigheden
  • Getoetste vaardigheden: het zich eigen maken en kunnen verwoorden van een grote hoeveelheid complexe literatuur.
  • Geoefende vaardigheden:, Lezen en bediscussiëren van complex sociaalwetenschappelijk onderzoek. De opgedane kennis toepassen door middel van het schrijven van een coherent betoog.

Eindtermen in relatie tot toets
  • Kennis over de geschiedenis van de popmuziek reproduceren
  • Kennis over de theoretische en empirische literatuur reproduceren
  • Kennis over de verschillende thema’s vanuit verschillende theoretische invalshoeken en onderzoeksmethodieken in een coherent betoog verwerken
In het tentamen dat een set van open vragen behelst, wordt getoetst in hoeverre studenten kennis gekregen hebben van de geschiedenis van popmuziek en jeugdcultuur zoals onderwezen in de colleges. Ongeveer 20-25% van de vragen van het open tentamen betreft de stof die in de collegereeks behandeld is. De rest van de toets (75-80%) behelst de thema’s die in de literatuur voorkomen die aan de werkgroepen gekoppeld is. In een zestal korte verslagen beschrijven studenten de opdracht van de betreffende week. In die opdrachten kunnen studenten laten zien dat zij stof beheersen, coherent kunnen beschrijven en perspectieven en methoden in de verschillende onderdelen van de stof kunnen vergelijken.

Toets
Tentamen: Alle bestudeerde stof wordt aan het einde van het seminar in een tentamen overhoord. Open vragen, gesloten boek tentamen. Minimum- cijfer 5,5. Minimum-cijfer voor toelating tot de aanvullende toets: 4. Punt voor het tentamen telt voor 70% mee in de eindbeoordeling. Bij ziekte tijdens het tentamen dit per email melden aan de onderwijs coördinator zodat het recht op herkansing niet vervalt.

Opdrachten: alle studenten nemen deel aan het in groepsverband uitwerken van de opdrachten. Iedere week dient een opdracht te worden uitgewerkt (6 opdrachten; bijeenkomst 2 t/m 7) en digitaal te worden ingeleverd bij de werkgroep docent De studenten ontvangen alleen een cijfer voor de opdracht indien alle 6 opdrachten zijn ingeleverd. Twee van de zes opdrachten worden beoordeeld. Het gemiddelde van deze twee opdrachten telt voor 30% mee in de eindbeoordeling. Minimum gemiddeld cijfer voor de twee beoordeelde opdrachten: 4. In de werkcolleges zelf krijgen studenten in algemene zin feedback omtrent de opdrachten zodat zij in week 3 t/m 8 steeds te weten komen wat de goede antwoorden op de vragen en opdrachten van de vorige week waren.

Inspanningsverplichting
Er geldt voor deze cursus een inspanningsverplichting. Studenten dienen wekelijks de te bediscussiëren stof voor het werkcollege te lezen en de leesvragen te maken. Iedere week zal er omtrent het thema van die week een opdracht worden gemaakt (in groepsverband) waarvan de uitwerking zal worden beoordeeld. Wanneer studenten meer dan een bijeenkomst missen dan dienen zij in overleg met de docent een compensatieopdracht te maken. Doen zij dit niet dan worden zij uitgesloten van de cursus en vervalt het recht op de aanvullende toets.
SluitenHelpPrint
Switch to English