Student leert vertrouwde theorieën – Maxwell-theorie, thermische en statistische fysica, relativiteitstheorie, quantummechanica – kennen vanuit een nieuw (historisch) perspectief. Daarnaast wordt aandacht besteed aan het ontstaan en de ontwikkeling van de natuurkunde als vakgebied.

Inhoudelijk: getoetst middels tentamen en, in mindere mate, met de schrijfopdrachten
1. Student kan laten zien hoe moderne theorieën geworteld zijn in hun voorgangers, bijvoorbeeld: de thermische fysica in de calorische warmtetheorie, relativiteitstheorie in elektrodynamica, quantummechanica  in statistische fysica, etc. 
2. Student begrijpt Maxwell-theorie zoals Maxwell dat deed en kan op een basaal niveau uitleggen hoe zijn model van de ether werkt. Dat is wezenlijk anders dan hoe het nu gedoceerd wordt. ‘Onze’ Maxwell-theorie is in feite het product van de receptie van zijn werk door zijn opvolgers.
3. Aan de hand van historische voorbeelden van ontdekkingen en theoretische verschuivingen kan student illustreren hoe natuurkunde werkt. Wanneer en op basis van welke overwegingen concluderen fysici dat een bepaald deeltje (een elektron, bijvoorbeeld) bestaat? 
4. Student weet hoe de beoefening van de natuurkunde in de afgelopen twee eeuwen is veranderd: wanneer het een zelfstandige discipline werd, onder welke historische omstandigheden de eerste laboratoria opkwamen, welke effecten Big Science heeft op het vakgebied.
5. Student kan aan de hand van voorbeelden uit de twintigste eeuw laten zien dat natuurkunde niet in een ivoren toren bedreven wordt, maar dat het midden in de samenleving staat.  
 
Academisch: getoetst middels schrijfopdrachten 3x, essayvoorstel en essay
6. Leesvaardigheid: student leert om historische bronteksten en wetenschapshistorische publicaties te lezen, interpreteren en vergelijken.     
7. Schrijfvaardigheid: student ontwikkelt het vermogen om zijn/haar tekstinterpretaties en argumenten te verwoorden in samenhangende en in correct Nederlands geschreven teksten.  
8. Onderzoeksvaardigheden: student kan een scherp omlijnde onderzoeksvraag formuleren, relevante en betrouwbare secundaire literatuur verzamelen, correct verwijzen naar- en zichzelf positioneren t.o.v. deze secundaire literatuur. 
9. Discussievaardigheid: student kan in werkgroepen niet alleen de eigen leeservaringen verwoorden maar ook luisteren naar- en ingaan op de ervaringen van anderen.