Deze cursus neemt als vertrekpunt de vraag hoe toneelstukken, films, dramaseries en games verhalen vertellen door deze uit te beelden, op te voeren en te spelen. We besteden daarbij aandacht aan wat een verhaal is (story), hoe dit op verschillende manieren gestructureerd kan worden (plot), vanuit verschillende perspectieven verteld kan worden (vertelperspectief) en met welke middelen dit geconstrueerd kan worden. Tegelijkertijd stellen we de vraag wat het beoogde effect is van het uitgebeelde verhaal op het publiek. Hoe nodigt de manier van vertellen de kijker/speler uit zich tot het verhaal te verhouden? We zullen zien dat verschillende media door de geschiedenis heen vaak eigen specifieke manieren van constructie, verbeelden en publieksbenadering hebben ontwikkeld, maar ook dat zij aspecten van elkaar hebben overgenomen. In de hoorcolleges bespreken we bovenstaande aspecten aan de hand van concrete historische en hedendaagse voorbeelden en literatuur. We introduceren termen en concepten waarmee je kan spreken over de structuur (o.a. story, plot en vertelperspectief) en de uitbeelding van verhalen (o.a. montage, navigatie, camerastandpunten, acteerstijlen) en over de manier waarop mensen door verhalen worden uitgenodigd zich tot deze verhalen te verhouden (o.a. identificatie, participatie, immersie, distantie). Ook zullen we aan de hand van het concept ‘transmedia storytelling’ bespreken hoe verschillende media soms samenwerken om niet zo zeer een enkel verhaal, maar een gehele verhaalwereld te creeren. (o.a. immersie, distantie). In de werkcolleges leer je hoe je dergelijke termen en concepten in kunt zetten voor de analyse van toneelteksten, voorstellingen, films, games etc. en hoe je op een gestructureerde manier en op academische wijze schriftelijk over je bevindingen kunt rapporteren.
Deze cursus maakt deel uit van basispakket 1 van Media en Cultuur. Dit pakket biedt een historische en theoretische introductie in het brede veld van media en performance en traint algemene academische vaardigheden zoals het effectief en begrijpend lezen van wetenschappelijke teksten, het schrijven van korte teksten en het verwijzen naar literatuur volgens de regels die gelden in de discipline. Daarnaast wordt een begin gemaakt met het trainen van algemene onderzoeksvaardigheden: formuleren vraagstelling, theoretisch inkaderen van de vraagstelling, bepalen en hanteren geschikte methode.
|