|
- problematiseren van ‘jeugd’ als concept, sociale groep, object van vorming en socialisatie, en maatschappelijke metafoor in verschillende historische contexten
- interdisciplinaire analyse- en interpretatievaardigheden ontwikkelen door verschillende brontypes te interpreteren op grond van de uiteenlopende thema’s en historiografische benaderingen
- onderzoeksvaardigheden opdoen door zelf een literair of intellectueel historisch onderzoek op te zetten naar ‘jeugd’ in de vroegmoderne tijd
|
|
|
Hoe droegen jongeren bij aan een innovatief en creatief klimaat in vroegmodern Europa? In deze periode groeide de belangstelling voor onderwijs en opvoeding, en werden instrumenten ontwikkeld om kinderen te vormen tot deugdzame, verstandige en vrome burgers: denk aan scholen en jeugdboeken. Maar tegelijk met sturing en disciplinering ondervonden jongeren, door groeiende geletterdheid en carrièremogelijkheden, ook steeds meer ruimte om een eigen cultuur te ontwikkelen en een nieuw geluid te laten horen.
We gaan in de cursus onderzoeken hoe disciplinering en bewegingsvrijheid op gespannen voet stonden met elkaar, maar elkaar ook versterkten: onderwijs dwong jongeren in een keurslijf, maar kweekte ook creativiteit. We benaderen deze spannende dynamiek vanuit verschillend disciplines (letterkunde, media, intellectuele geschiedenis), aan de hand van verschillende soorten primaire bronnen (kinderboeken, kerkeraadsverslagen, jeugdliedjes).
Daarnaast besteden we aandacht aan ‘jeugdigheid’ en ‘vernieuwing’ als concepten, toegepast op de maatschappij. Werd filosofische, wetenschappelijke, morele vernieuwing toegejuicht, of werd het verleden juist geïdealiseerd? Probeerden nieuwe generaties op hun voorgangers te lijken, of zetten zij zich er juist tegen af? Met concrete gevolgen voor onderwijs: moesten leerlingen teksten van buiten leren, of juist kritisch leren denken?
|
 |
|