SluitenHelpPrint
Switch to English
Cursus: 200700213
200700213
Onderzoeksseminar II C
Cursus informatie
Cursuscode200700213
Studiepunten (EC)15
Cursusdoelen
Verdiepen van historische onderzoeksvaardigheden, mondelinge presentatie en schriftelijk verslaglegging.
Inhoud

Onderzoeksseminar-II is gericht op het verdiepen van historische onderzoeksvaardigheden. In het kader van een zelfstandig deelonderzoek dient de student relevante bronnen en literatuur te zoeken, deze kritisch te analyseren binnen het kader van een eigen onderzoeksvraag, en de bevindingen te toetsen aan de "stand der wetenschap". Dit alles moet resulteren in een wetenschappelijk verantwoord schriftelijk betoog.

In 2013-2014 wordt voor OS II C een plaatsingscommissie ingesteld. Dit betekent dat je alleen je gedurende de eerste vier dagen van de inschrijfperiode kan inschrijven voor de groep van je keuze. Dit garandeert NIET dat je de in de groep van je voorkeur geplaatst wordt. Bij overschrijving wordt door de plaatsingscommissie geloot en bepaald aan welke groep je kunt deelnemen.

Voltijd:
1. Vereerd en verguisd. Debatten over reliekverering van Augustinus tot Calvijn -
dr. J.E. Raaijmakers

De verering van relieken - de fysieke overblijfselen van heiligen - kent een lange traditie binnen het christendom. Veel christenen geloofden dat splinters bot, bloedresten vermengd met stof van de arena, linnen draden van een ooit gedragen tuniek hen in direct contact brachten met de oorspronkelijke eigenaar en dat deze fysieke, in hun ogen heilige objecten, een brug sloegen tussen hemel en aarde. Toch was de verering van relieken in de Middeleeuwen, in tegenstelling tot wat in moderne handboeken wordt beweerd, niet vanzelfsprekend. Al vanaf het begin van de eerste martelarenculten waren relieken onderwerp van discussie. We zullen in het college een aantal voorbeelden van deze discussies bestuderen.De focus van dit college ligt op het christelijke westen in de Middeleeuwen, maar ook in Byzantium vereerden gelovigen relieken, en ook andere religies kennen reliekverering. Daarnaast gaat het college ook over macht en politiek. Wie bepaalt wat heilig is? Wat mag vereerd worden en hoe? Andere thema’s die tijdens het college aan de orde zullen komen zijn de spanning tussen heidendom en christendom en die tussen ‘volkscultuur’ en ‘elitecultuur’.

2. Terrorism & Insurgency - docent dr. I. Duyvesteyn
Het doel van deze cursus is het plaatsen van het fenomeen terrorisme in een historisch kader. Uitgangspunt is de veelgehoorde stelling dat de uitingen van terrorisme aan het begin van de 21ste eeuw fundamenteel verschillen van die van de afgelopen decennia en eeuwen. Aan de hand van een behandeling van een serie belangrijke terroristische organisaties, zoals de Russische anarchisten, de RAF en Al Qaeda, in de moderne tijd zal worden getracht de historische ontwikkeling te schetsen. Wat is terrorisme? Wat zijn de doelstellingen van terroristen? Hoe gaan ze te werk en hebben ze effect? Naast de discussie over terrorisme zal aandacht worden besteed aan de mogelijkheden die er bestaan om terrorisme tegen te gaan. Hoe zijn die mogelijkheden gebruikt en hoe succesvol zijn ze? De opzet van deze cursus gaat uit van een intensieve werkvorm waarin studenten aan de hand van de literatuur proberen antwoorden te vinden op de bovenstaande vragen en uiteindelijk een individueel werkstuk schrijven.


3. Intelligence - prof. dr. B. de Graaff
In de twintigste eeuw hebben een professionalisering en bureaucratisering van het inlichtingenwerk plaatsgevonden die ook wel bekend staan als de 'intelligence revolution'. Inlichtingenwerk is steeds belangrijker geworden als instrument van het buitenlands- en veiligheidsbeleid van landen. In het college zal een doorlopend historisch overzicht worden geboden waarbij de diverse onderdelen van het inlichtingenproces de revue zullen passeren: behoeftestelling, prioritering, middelentoewijzing, vergaring, bewerking, evaluatie, analyse en disseminatie. De student schrijft een werkstuk over een intelligence-onderwerp uit de 20e of 21e eeuw.

4. Nationale stereotypen tussen Noord en Zuid: Italië door Europese ogen, 1800-2011 - dr. Asker Pelgrom
Tegenstellingen tussen Noord en Zuid-Europa nemen in de berichtgeving over de huidige economische crisis een belangrijke plaats in. Niet zelden spelen daarbij clichés en stereotypen een rol. Ook voorstellingen van andere ‘nationale karakters’ hebben vaak historische wortels. In deze cursus wordt dit thema uitgewerkt voor de (Noord-)Europese beeldvorming over Italië sinds 1800. Auteurs als Madame de Staël schetsten in de vroege negentiende eeuw een invloedrijk portret van de Italianen als enerzijds warmbloedige levensgenieters, anderzijds immorele en verdorven wezens. De Noord-Europese beschouwer legde zijn Italiaanse tijdgenoten sindsdien geregeld langs de meetlat van de geschiedenis, door hem te vergelijken met zijn roemrijke voorzaten uit de oudheid, middeleeuwen of renaissance. Tegelijkertijd werd de ‘volksaard’ van de moderne Italianen afgemeten aan de hand van brandende kwesties en keerpunten in de eigen tijd.

5. Imperia in het Midden Oosten - dr. R Strootman
Van de opkomst van de Assyriërs rond 900 v.Chr. tot de val van het Osmaanse Rijk in 1918 wordt de geschiedenis van het Midden-Oosten gekenmerkt door een aaneenschakeling van grote imperia met universalistische pretenties. Dit college draait allereerst om de vraag wat een ‘imperium’ is, en hoe deze staatsvorm is ontstaan en zich heeft ontwikkeld. Vervolgens wordt ingegaan op aspecten van imperialisme in drie wereldrijken die een fundamentele invloed hadden op geschiedenis en cultuur van het Midden-Oosten. Deze drie rijken corresponderen met de tijdvakken Oudheid, Middeleeuwen en Vroegmoderne Tijd, en met drie van de voornaamste cultuur- en taalgroepen van het Midden-Oosten, Iraniërs, Arabieren, en Turken:

1. Het Perzische Rijk van de Achaemeniden, ca. 550-330 v.Chr. (Oudheid)

2. Het vroege Arabische Kalifaat, ca. 625-950 (Middeleeuwen)

3. Het Osmaanse Rijk, 1299-1922 (Vroegmoderne Tijd)

Verplicht literatuur: M. van de Mieroop, A History of the Ancient Near East, c. 3000-323 BC (ISBN 978-1-4051-4911-2) en Arthur Goldschmidt Jr. & Lawrence Davidson, A Concise History of the Middle East (ISBN 978-0-8133-4275-7 of 978-0-8133-4821-6).

Deeltijd:
Angel in the house - docent drs. F. Dieteren
De verhouding tussen de seksen behoort tot de meest hardnekkige ongelijkheden binnen samenlevingen. In zijn gedicht Angel in the House (1854-1862) schetste de Engelse dichter Coventry Patmore [1823-1896] de ideale vrouw, wier leven als echtgenote en moeder geheel in dienst stond van echtgenoot en kinderen. Dit ideaal heeft grote invloed gehad op het historische beeld van de Victoriaanse vrouw. Terwijl het leven van vrouwen uit de burgerij zich vooral binnenshuis afspeelde, bewogen hun mannen zich in de publieke sfeer van werk en politiek. Kortom, in de 19e-eeuwse maatschappij leefden mannen en vrouwen in ‘separate spheres’. Dat was althans de norm.

Maar hoe werd die norm omgezet in het dagelijks leven van mannen en vrouwen uit de burgerij of hoe kwam hij tot uitdrukking in de opvoeding van jongens en meisjes? In hoeverre kwam het ideaal tot uiting in het dagelijks leven van het gezin en in het werk van mannen en vrouwen binnens- en buitenshuis?  De literatuur, die in dit seminar wordt bestudeerd, heeft voor een belangrijk deel betrekking op de ontwikkelingen in Victoriaaans Engeland. In het onderzoek zal de student gebruik maken van primair bronnenmateriaal en zal de aandacht [daarom] vooral uitgaan naar de ontwikkelingen in negentiende-eeuws Nederland.


 

SluitenHelpPrint
Switch to English