De student verwerft kennis van de kernbegrippen van de categoriale grammatica: syntactische en semantische typen; basistypen en type-vormende operaties; maakt kennis met modellen voor de typentaal, met de axiomatiseringen van het computationele systeem en met de interpretatie van categoriale afleidingen; leert hoe deze wiskundige technieken gebruikt worden in taalkundige analyse. Op praktisch niveau leert men omgaan met computationele hulpmiddelen voor taalkundig modelleren. |
|
De talen die we gebruiken om van
gedachten te wisselen zijn systemen om door middel van concrete vorm patronen
(zoals geluid, schrift) betekenis over te dragen. De structuur van talen lijkt
op het eerste gezicht erg verschillend. Toch is het bouwplan in
zekere zin steeds hetzelfde: een taal beschikt over een eindige voorraad
woorden (of vergelijkbare kleinste elementen) en over een eindige voorraad
bewerkingen om grotere configuraties te bouwen uit kleinere. Bij de kleinste
elementen is de verhouding tussen vorm en betekenis willekeurig. Maar bij de
bewerkingen is er een systematisch verband tussen de vorm- en de
betekenisopbouw.
In dit college bestuderen we een wiskundige modellering van het cognitieve rekenapparaat dat ons in staat stelt
met taalpatronen om te gaan. Het uitgangspunt daarvoor is de categoriale
grammatica: een taalkundig formalisme met stevige wortels in de typentheorie en de constructieve logica. Allereerst brengen
we de invarianten van het grammaticale rekensysteem
in kaart: constante eigenschappen die voor alle talen gelden. Vervolgens
combineren we de invariante kern van het computationele
systeem met een structurele module. We laten zien hoe structurele verschillen
in de opbouw van vorm en betekenis herleid kunnen worden tot lexicale
verschillen tussen talen. We onderzoeken welk licht dit model werpt op het
leren van een grammatica, en op de menselijke taalverwerkingsmodule.
|
|
|